‘Inkeer’ en ‘tot inkeer komen’ worden vooral geassocieerd met ‘berouw’. En inderdaad vraagt het een naar binnen keren om bij je berouw te komen, zoals bij Alice Nahon’s gedicht “ ‘t Is goed in ‘t eigen hert te kijken…”

Inkeer is de beschouwing na de actie. Het is voor mij een discrete én verruimende beweging. Het laat me dingen voelen, horen en zien die voordien niet echt beseft werden. Of misschien wel gevoeld, lijfelijk vooral, maar niet echt (h)erkend.

In mijn vorige blogpost beschreef ik hoe de herfst me uitnodigt om de aandacht naar binnen te keren.
Nu ik mezelf in een abdij opnieuw een weekje van rust en stilte gun, kan ik komen bij dit ‘binnen’. Waakzaam om niet te handelen vanuit gewoontes of ‘je best te doen’, waakzaam voor wat op elk moment passend is.
Dus ook geen blogteksten schrijven omdat ik er tot nu regelmatig schreef…

Het vraagt moed om niets te vertellen op een moment dat je niets te zeggen hebt, moed om je binnenkant werkelijk te beluisteren en daarnaar te leven.

In die dagen van alleen zijn is het gemakkelijker om de neiging tot verantwoordelijkheid en zorgzaamheid los te laten. Geleidelijk aan kom ik bij wat ik nodig heb, bij wat ik verlang en waar ik van geniet. Mijn zintuigen die fijngevoelig naar buiten gericht waren, helpen me nu om fijngevoelig af te stemmen naar binnen. Naar binnen keren vraagt aandacht en tijd. De innerlijke vrede, de dankbaarheid en de inspiratie die dit met zich meebrengt zijn een geschenk.
Des te meer kan ik genieten van iemands aanwezigheid en van de liefde die ik voel.

‘Liefde’ is niet zozeer een gevoel of een ‘je best doen’ zodat je geliefd wordt, het is vooral een kunnen zijn bij wat is.